De functiebouwsteen controleert of de analoge ingang (V) een drempelwaarde overschrijdt of onderschrijdt.
De uitgang (Te) wordt geactiveerd zodra de waarde van ingang (V) buiten het tolerantiebereik ligt.
Het tolerantiebereik wordt bepaald door de parameteringangen bovengrens (TU) en ondergrens (TL).
Inhoudsopgave
Ingangen↑
Contractie | Korte beschrijving | Beschrijving | Waardebereik |
---|---|---|---|
V | Value | Waarde | ∞ |
Off | Off | Puls: Uitgangen worden gereset / uitgeschakeld. Aan: bouwsteen is vergrendeld. Dominerende ingang. |
0/1 |
Uitgangen↑
Contractie | Korte beschrijving | Beschrijving | Waardebereik |
---|---|---|---|
Te | 1 when threshold exceeded | 1 wanneer drempel overschreden | 0/1 |
Parameter↑
Contractie | Korte beschrijving | Beschrijving | Waardebereik | Standaard waarde |
---|---|---|---|---|
Rem | Remanence input | Remanence ingang: Indien actief, behoudt het functieblok zijn vorige toestand na een herstart van de Miniserver. De toestand van het functieblok wordt opgeslagen: - Bij het opslaan op de Miniserver - Bij een geplande herstart$BR$$- Voor een back-up - Eenmaal per uur$BR$$ De gegevens worden opgeslagen op de SD-kaart. |
0/1 | 0 |
TU | Upper threshold | Bovenste drempel | ∞ | 7 |
TL | Lower threshold | Onderste drempel | ∞ | 3 |
Timing Diagram↑