Energie Manager Gen. 1

Met deze bouwsteen kan overtollige energie, die anders aan het elektriciteitsnet wordt geleverd, optimaal worden gebruikt. Er kunnen maximaal 12 verbruikers worden aangestuurd.

Inhoudsopgave


Ingangen

Contractie Korte beschrijving Beschrijving Eenheid Waardebereik
P Current power Huidig vermogen kW
Ps Power energy storage Moet worden aangesloten als uitgang (Re) wordt gebruikt. kW
Prio Priority selection Start de geselecteerde lading onmiddellijk. 0/1 0...12
L1-12 Start Load 1-12 Startbelasting 1-12 - 0/1
Off Off Puls: Uitgangen worden gereset / uitgeschakeld.
Aan: Bouwsteen is vergrendeld.
Dominerende ingang.
De naam van de aangesloten sensor wordt gebruikt in de gebruikersinterface.
- 0/1




Uitgangen

Contractie Korte beschrijving Beschrijving Eenheid Waardebereik
L1-12 Load 1-12 Laden 1-12 - 0/1
Re Residual energy Kan bijvoorbeeld worden gebruikt om een accu of een verwarmingselement op te laden (energieopslag). Als deze uitgang wordt gebruikt, moet de ingang (Ps) worden aangesloten. kW
AC API Connector Intelligente API gebaseerde connector.
API Commands
- -




Parameter

Contractie Korte beschrijving Beschrijving Eenheid Waardebereik Standaardwaarde
O Offset available energy Er worden slechts zoveel verbruikers geactiveerd dat het huidige vermogen (P) deze waarde niet overschrijdt.
0 = Uitgangen worden alleen geactiveerd met overtollige energie.
kW 0




Eigenschappen

Korte beschrijving Beschrijving Standaardwaarde
Eigenschappen Energie manager bewerken -




Werking

Aan de aangesloten belastingen worden prioriteiten toegekend (1: hoog, 12: laag). Als de ingang (P) aangeeft dat er een overschot aan energie beschikbaar is, schakelt de energiemanager zoveel mogelijk apparaten in, te beginnen met de hoogste prioriteit.

De verbruikers zijn ten minste gedurende de minimale inschakeltijd actief en na uitschakeling gedurende ten minste de minimale uitschakeltijd inactief. Indien een dagelijkse minimum inschakelduur is opgegeven, worden de overeenkomstige apparaten nog gedurende deze duur vóór zonsondergang of het door de gebruiker bepaalde tijdstip ingeschakeld (ook zonder stroomoverschot).

Als ingang (P) niet langer een overschot aan energie aangeeft, worden de apparaten weer uitgeschakeld. Een apparaat dat zijn minimale bedrijfstijd al heeft bereikt, kan ook worden uitgeschakeld om andere apparaten de mogelijkheid te geven hun minimale bedrijfstijd te bereiken.

De ingangen (L1-12) en (Prio) kunnen worden gebruikt om dit gedrag op te heffen en de handmatige regeling van apparaten mogelijk te maken. Wanneer deze ingangen worden geactiveerd door een korte puls (< 1s), blijft de ingang actief totdat de minimale looptijd per dag is bereikt. Indien deze tijd reeds is bereikt, wordt de uitgang tenminste voor de minimale looptijd geactiveerd. Bij een continu signaal (> 1s) wordt de uitgang direct na de neergaande flank (L) of een waardeverandering (P) gedeactiveerd, de minimale looptijd wordt genegeerd.


Activation time

Als voor een belasting een inschakelperiode is geconfigureerd, moet de overeenkomstige ingang (Start Load) worden geactiveerd voordat de belasting kan worden ingeschakeld.

Tijdens de activeringsperiode wordt de verbruiker ingeschakeld om de nodige voorbereidende werkzaamheden te kunnen uitvoeren (bv. het starten van een wasmachineprogramma). Na afloop van de activeringsperiode wordt de verbruiker weer gedeactiveerd als er geen energieoverschot is.

Vanaf dit moment is de belasting actief en werkt nu alsof er geen inschakeltijd was geconfigureerd. De belasting kan zowel automatisch op basis van prioriteit als handmatig (ingang L of Prio) worden geregeld.

De status van de belasting wordt aan het eind van de dag teruggezet op inactief. Handmatig resetten is mogelijk via de (Off) ingang.


Berekeningscyclus

Om te voorkomen dat de uitgangen voortdurend schakelen en om de ingang (P) de tijd te geven om te reageren, wordt de waarde op (P) slechts met een maximumsnelheid van één keer per minuut geëvalueerd.