Gateway-Client

In een Gateway-Client-systeem fungeert een Miniserver als Gateway voor het beheer van andere Miniservers die als Clients zijn gekoppeld.
De Concentrator-functie combineert de programmering en ook de gebruikersinterface van de afzonderlijke Miniservers.

INHOUD:
Toepassing
Planning en voorbereiding
Opzetten van een gateway-clientsysteem
Programmering

Toepassing

Door meerdere Miniservers te koppelen kunnen zelfs grote gebouwen worden geautomatiseerd.
Tegelijkertijd kan de beveiliging tegen storingen worden verhoogd, want als één Miniserver uitvalt, blijven de overige Miniservers zijn dienst verlenen.

Een Gateway-Client-systeem kan ook nuttig zijn in een eengezinswoning.
Voorbeelden:
Gateway Miniserver op de eerste verdieping, Client Miniserver op de bovenverdieping.
Gateway Miniserver in het hoofdgebouw, Client Miniserver in het bijgebouw.

In grotere commerciële gebouwen zou de lay-out er als volgt uit kunnen zien:
Gateway Miniserver in de technische ruimte / hoofddistributie,
een Client Miniserver elk in delen van het gebouw zoals kantoor, productie, verzending, magazijn, enz.

Concentrator functie

De concentrator functie combineert zowel visualisatie als programmering in één project.
Dit maakt de programmering van een project over meerdere Miniserver mogelijk, en is de eenvoudigste en voor de meeste toepassingen meest geschikte vorm van een gateway-clientsysteem.

Als men de concentrator functie niet gebruikt, hebben alle Miniservers hun onafhankelijke programmering en visualisatie, maar worden ze ook beheerd door één miniserver.
Toepassingsvoorbeelden hiervoor:
Hotel: Eén Miniserver Gateway voor de administratie, één client Miniserver per kamer.
Woongebouwen: Eén Miniserver Gateway voor administratie, één client Miniserver per appartement.
Hetzelfde programma wordt verdeeld over vele clients, aangezien veel kamers identiek zijn.
Afhankelijk van het type ruimte kunnen ook verschillende programmatypes worden gedefinieerd.

De omvang van het totale systeem is echter niet beperkt tot een gateway-clientsysteem.
Aangezien de miniserver ook gegevens kan uitwisselen via Tree- of netwerkintercommunicatie, kunnen ook meerdere Gatway-clientsystemen in een netwerk met elkaar worden verbonden.
De afzonderlijke gateway-clientsystemen blijven grotendeels onafhankelijk van elkaar.

In grotere gebouwen kunnen bijvoorbeeld één gateway en meerdere clients per verdieping worden gebruikt.

Op deze manier kan vrijwel elke gebouwgrootte worden geautomatiseerd.

Planning en voorbereiding

De complexiteit van het gehele systeem neemt toe met de omvang ervan.
Daarom is een zorgvuldige planning en documentatie van het gehele systeem belangrijk, en vergemakkelijkt ook het onderhoud.

Aangezien de Miniserver via het lokale netwerk communiceert, wordt dit een belangrijk onderdeel van het totale systeem:

Idealiter reserveert men een adresbereik in het netwerk voor gebouwautomatiseringsapparaten, en wijst men bij de configuratie van de Miniservers ook statische IP-adressen in een logische volgorde toe.

De Gateway Miniserver speelt een zeer belangrijke rol ondanks de distributie naar meerdere Miniservers.
Via de Gateway loopt zowel de programmering van het gehele systeem, de distributie van updates en programmaonderdelen naar de Clients, als de toegang tot de gemeenschappelijke gebruikersinterface met behulp van de concentrator functie.

Het is ook belangrijk de bekabeling gestructureerd aan te pakken. Als een Miniserver wordt gebruikt voor een specifiek deel van een gebouw, moet de periferie van dit deel van het gebouw, d.w.z. alle sensoren en actuatoren, ook op deze Miniserver worden aangesloten.
Met een zorgvuldige programmering zal elk gebouwonderdeel dan grotendeels onafhankelijk door zijn eigen Miniserver worden bestuurd, zonder afhankelijk te zijn van de andere Miniserver.

In het volgende voorbeeld beschrijven we de opzet van een nieuw Gatweway-clientsysteem.
We gebruiken de concentrator functie om programmering en visualisatie te combineren.
Een gateway-clientsysteem kan echter ook later op dezelfde manier worden opgezet, bijvoorbeeld bij de uitbreiding van een installatie.

Een gateway-clientsysteem opzetten

Eerst maken we in Loxone Config een aparte verbinding met alle miniservers die moeten deelnemen aan het Gateway Client System.

Het is belangrijk om op alle miniservers dezelfde gebruiker en hetzelfde wachtwoord te gebruiken.
Daarom laten we voorlopig de standaard inloggegevens admin/admin staan en wijzigen we het wachtwoord later, nadat het systeem is ingesteld.

Wij voeren de eerste installatie van de Miniservers uit en wijzen statische IP-adressen toe. Alle Miniserver moeten zich op hetzelfde subnet bevinden.

Als lokaal adres in de Miniserver instellingen van elk project moet het IP-adres van de respectieve Miniserver worden ingevoerd:

Hostnamen worden hier niet ondersteund!

 

Daarna slaan we de programma’s op in de respectieve Miniserver, en slaan we de projecten ook op de computer op.

In Loxone Config maken we vanaf nu alleen verbinding met de Miniserver die de rol van de Gateway moet overnemen.

In de perifere boom klikken we met rechts op de Miniserver en selecteren in het contextmenu “Een project als client toevoegen”:

Dan selecteren we het eerder opgeslagen project van een andere Miniserver:

Daarna verschijnt een bericht met de bijzonderheden van het samenvoegen van de projecten. We bevestigen met OK.

Het geselecteerde project wordt nu in Loxone Config samengevoegd met het project van de reeds geopende Miniserver. Deze wordt automatisch als gateway aangemaakt.
Op dezelfde manier kunnen verdere projecten als clients aan de gateway worden toegevoegd.

Het samengevoegde project moet nu worden opgeslagen in de gateway Miniserver.

Bij de eerste keer opslaan in de gateway krijgen we een foutmelding, omdat de gateway de nieuwe clients nog niet kent. We bevestigen dit met OK.
Het volgende venster legt het opslaan uit, ook dit bevestigen we met OK.

De gateway start nu opnieuw op, waarna hij de programmadelen van het samengevoegde project naar de clients distribueert.

Tenslotte slaan we het samengevoegde project onder een nieuwe naam op de computer op.

Hiermee is de basisinstelling voltooid en is het gateway-clientsysteem met concentrator klaar voor gebruik!

Programmatie

Laten we in detail zien hoe een gateway client project met concentrator wordt weergegeven in Loxone Config.

Alle Miniserver worden samen met hun periferie weergegeven in één project.
Elke Miniserver krijgt ook programmapagina’s in dezelfde kleur:

 

In de perifere boom, boven de Miniserver, worden nu alle objecten getoond die door alle Miniservers worden gedeeld. Toen eerder het gateway-clientproject met concentrator werd gevormd, werden deze objecten van alle Miniservers samengevoegd.

 

Hieronder staan de Miniserver objecten, eerst de gateway, dan de client Miniserver.

Elke Miniserver krijgt zijn randobjecten zoals ingangen, uitgangen, interfaces en Extension.

 

Vervolgens zullen we aan de hand van een eenvoudig voorbeeld de verlichting in twee kamers programmeren.
Miniserver A en de keuken bevinden zich op de eerste verdieping.
Miniserver B en de slaapkamer bevinden zich op de tweede verdieping.

De sensoren en actuatoren van de twee kamers zijn dus verbonden met verschillende miniservers.

We voegen nu de lichtregeling voor de keuken in op de programmapagina van Miniserver A:

 

In het geval van de slaapkamer gebruiken we daarentegen een Miniserver B programmapagina:

Wanneer nu de verlichting in een ruimte door een druk op de knop of door een beweging wordt ingeschakeld, is alleen de bijbehorende Miniserver daarbij betrokken.

Dit basisprincipe “samen wat samen hoort” moet in principe in het hele gateway client-project bij het programmeren worden toegepast.

Natuurlijk kunnen functies ook over Miniserver grenzen heen worden geprogrammeerd, en veel centrale functies kunnen niet op een andere manier worden opgelost.
Waar mogelijk moet de omweg via andere Miniserver echter worden vermeden.

Bij gebruik van de concentrator functie en efficiënte programmering wordt het volgende aantal Miniserver ondersteund:

Gateway Clients Totaal
Miniserver Tot 9 Miniservers of Miniservers Gen. 1 10
Miniserver Gen. 1 Tot 4 Miniservers Gen.1 5